Dag 22 – Moss Landing naar Avila Beach (highway 1)

26 juli 2013 - Avila Beach, Verenigde Staten

Dag 22 – Moss Landing naar Avila Beach (highway 1)

Highway 1 is een schitterende route. Schijnbaar. En als je pech hebt zie je geen zak omdat het bewolkt is. Nou, wij hadden dus pech. Een dikke zeemist ligt al dagen als een deken over de Californische kust, grofweg van San Francisco tot in elk geval waar we nu zijn, Avila Beach (vlakbij San Luis Obispo). Ik wist dat San Francisco hier bekend om staat, en al hadden we wel gelezen dat highway 1 hier ook regelmatig mee kampt, hoop je anders. Maar helaas.

Eigenlijk heeft highway 1 voor een belangrijk deel onze hele vakantie route bepaald. Ik kan namelijk iedereen aanraden (ook al hebben wij niet overdreven veel gezien dus) om de route van noord naar zuid te rijden. Niet alleen rijd je dan aan de kant van de oceaan en zie je simpelweg veel meer, maar ook vrijwel alle inhammetjes langs de weg waar je even kunt stoppen liggen aan die kant, en daar duik je gewoon wat makkelijker in vanaf die kant van de weg. Bij het bepalen van de route voor deze vakantie hadden we eigenlijk een paar voorwaarden: van San Francisco naar LA (en dus niet andersom), Disneyland voor de kinderen als toetje op het laatst, en Monument Valley het liefst vanuit het noorden benaderen. Dit resulteerde in de vreemde 8-vormige route die we rijden; we zijn niemand tegen gekomen die het ook zo deed, dus zo logisch als ik het nu doe klinken zal het wel niet zijn.

Redelijk op tijd en vol goede moed startten we vanochtend, met als doel om eerst Carmel te gaan bekijken en de bekende 17 mile drive te rijden. Eerst getankt en boodschappen gedaan, en voordat we uiteindelijk bij het begin van de 17 mile drive waren kroop de klok alweer tegen 11 uur aan. 17 mile drive is een mooie, kronkelige weg, grotendeels langs de kust van het schiereiland bij Carmel en Monterey, en langs de huizen van een paar welgestelde mensen. Deze mensen hebben een soort tolpoort ingesteld, je moet een kleine 10 dollar betalen om 17 mile drive als bezoeker te mogen rijden. Ook komt deze weg langs een paar golfbanen, waaronder de (onder golfers) wereldberoemde Pebble Beach baan. We zijn gestopt bij een paar baaitjes met echt hagelwitte strandjes en wat uitzichtpuntjes. Op zich had ik er iets meer van verwacht, en ik vond het vooral jammer dat we Pebble Beach voorbij waren voor ik er erg in had. Dat is ook gewoon wel het nadeel van de camper, vind ik, op dit soort bochtige weggetjes kun je je gewoon nauwelijks veroorloven om je blik van de weg te halen, en stoppen gaat niet altijd, dus gaat er als chauffeur veel aan je voorbij. Maar goed, geen ramp. Vervelender werd het toen we daarna in Carmel de camper onmogelijk kwijt konden. In een poging een plekje te vinden kwam ik in straatjes met over de weg hangende bomen waar ik echt niet wilde rijden, en we hebben het uiteindelijk gewoon maar opgegeven. Dan maar geen Carmel.

Zo reden we verder langs highway 1, en vooraf had ik bepaald dat er een paar stops waren die we zeker moesten maken. Ik had ook mooie foto’s gezien van Point Lobos, maar op het moment dat daar de afslag voor kwam stond er op een bordje “No RV’s”. Ik weet niet of ik dat eerder verteld had, maar RV staat voor Recreational Vehicle, en dat is de Amerikaanse naam voor een camper; een camper is op zijn beurt in het engels weer een kampeerder. Noem je RV dus geen camper, want dat schept verwarring. Motorhome wordt ook wel gebruikt. Maar goed, dit terzijde. No RV’s, stond er dus, en kort daarna kon ik de camper ook niet ergens kwijt langs de weg. Ondertussen kronkelde de weg vrolijk verder, met links een berg en rechts een afgrond. Even keren gaat dus ook al niet, dus na ‘dan maar geen Carmel’ was het ook al snel ‘dan maar geen Point Lobos’. Maar met ook nog eens de uitzichten gehuld in nevel begon ik wel een beetje de smoor er in te krijgen. Je leest en hoort veel goeds over highway 1, maar als dit zo door zou gaan merken we daar niet veel van. Een volgend hoogtepunt op de route zou Big Sur zijn. Er valt veel over te lezen, maar tegelijkertijd valt er heel weinig over te lezen. Big Sur heeft geen duidelijk begin en eindpunt, is meer een gebied, maar wat ik uit geen enkel (reis)boek haal is: waar moet ik zijn? Is er een specifieke wandeling, een uitzichtpunt, iets anders? Iedereen is zo lyrisch over Big Sur. Zelfs een Amerikaanse dame die we laatst spraken zei nog ‘je moet wel naar Big Sur gaan hoor!’. Maar ik denk dat je er moet overnachten , als ik het zo lees. Je moet de ‘sereniteit’ beleven. De rust. Je moet er denk ik gaan wandelen en pas na een week weer opduiken in de bewoonde wereld. Zoiets. Maar ja, daar komen wij dan met onze 65 miles per hour on our way to LA. Op zijn Japans op zoek naar een highlight in een groot gebied zonder echte aanwijsbare highlights. We hadden wel iets gelezen over een restaurant met een mooi uitzicht, Nepenthe geheten, en daar besloten we dan ook te lunchen. Inderdaad een mooi plekje, en net hoog genoeg om boven de zeemist uit te komen en even lekker in het zonnetje te zitten. Maar diezelfde zeemist voorkwam dus ook enig uitzicht. Prima lunch, vriendelijke mensen, gezellig terras. Maar het was druk, we moesten daardoor even wachten tot we konden zitten en toen we na de lunch weg reden was het alweer 15:45! En als je op de kaart keek hadden we tot nu toe nog nauwelijks iets van de te rijden route overbrugd.

Niet ver van het restaurant, nog steeds in Big Sur, een volgende stop. Een waterval (McWay Falls) die op luttele meters van de zee rechtstreeks op het strand klatert. Geen Niagara-achtige hoeveelheden water, maar wel een erg mooi plaatje. In een soort privé-baaitje stroomt het watervalletje op het strand, en alleen van gepaste afstand mogen de toeristen er naar kijken. Dit was erg mooi, ook al ontbrak het zonnetje nog steeds. Hier in de buurt zagen we ook nog een condor vliegen, herkenbaar aan hun kalkoen-achtige kop. Condors waren bijna uitgestorven, maar met succes probeert men hier in California de populatie weer op te schroeven.

IMG_5531

De route blijft verder erg mooi, zolang de zeemist het uitzicht toelaat. Stoppen is niet altijd mogelijk, dus we nemen de rotskusten maar in ons op vanuit de camper. Tientallen mijlen verder normaliseert de route wat, het landschap wordt wat vlakker, maar er wacht nog een grappig hoogtepunt. Een zeeolifanten kolonie op het strand, pal naast de highway. We zijn bepaald niet de enigen die hier stoppen, maar dat maakt niet uit. Grote logge beesten, maatje walrus, liggen praktisch opgestapeld op het strand. Het zijn maffe beesten, het lijken grote zeeleeuwen met een flubberige hangsnuit. Ze liggen voor pampus, af en toe bewegen ze hun flippers om zand op hun rug te scheppen. Eén zee-olifant komt net uit de zee gekropen, hij waggelt hooguit twee meter vooruit om zich dan weer languit neer te laten ploffen, en dat diverse keren achter elkaar. Een conditie van nul dus. Deze knaap maakt als hij eenmaal bij de groep andere is aangekomen zo’n beetje ruzie met elke soortgenoot die hij tegenkomt. Als ze hun kop overeind doen en hun bek openen, maken ze een vreemd rochelend geluid. Als een heel groot afvoerputje dat het laatste waterkolkje opslurpt. Het is eigenlijk heel grappig en je zou uren kunnen blijven kijken.

Hier valkbij ligt Hearst Castle. Een absolute must voor de gemiddelde toerist. Maar het heeft mij nooit ook maar een beetje aangetrokken, en van Iris hoeft het ook niet zo nodig. Ik ben bevooroordeeld en verwacht bij Hearst Castle het summum van kitsch en nep. Amerikaanse wannabe historie. Maar ik ben er niet geweest, en kan dus niet oordelen. Maar we laten het in elk geval wel schieten.

Om 19:00 komen we eindelijk aan op de campground. De zon schijnt hier wel, maar dreigt achter de heuvels al onder te gaan. Het gij zult niet dit en gij zult niet dat overheerst hier weer. Zero-tolerance, volgens de regels van de campground. Maar doorgaans hebben wij er allemaal niet zo’n last van en loopt alles wel los. De kinderen haasten zich naar de speeltuin waar ze alweer snel Nederlandse vriendjes maken. Wij blijven hier twee dagen, de vriendjes gaan morgenochtend alweer weg. Het is het lot van een dergelijke vakantie, dat realiseren we ons maar al te goed. Dit is gewoon anders dan drie weken costa brava en vriendjes maken op de camping. Gelukkig hebben ze vandaag onderweg weer veel met elkaar gelachen. Voor de insiders, de Jantje moppen vierden weer hoogtij. Ik heb ze zelden zo horen lachen. Het einde komt langzaam maar zeker in zicht. Vooral Aimée heeft het af en toe over haar slaapkamer en ik denk dat Sven wel weer zin heeft in het voetbalseizoen. Misschien omdat het vandaag een beetje tegenzat en daardoor een tikkeltje teleurstellend was betrapte ik mezelf ook voor het eerst op ‘het is mooi geweest’ gevoelens. Ik denk dat het aftellen is begonnen

Foto’s